21 jan
12:00

On-Site Promotie Jetse Jelsma

Promotor: Prof. dr. I.C. Heyligers

Co-promotores: Dr. Ir. B.P. Grimm, Dr. M.G.M. Schotanus

Trefwoorden: Metaal-op-metaal heupprothese, Kobaltconcentraties, Fysieke activiteit

"Metal-on-Metal Hip Arthroplasty; Physical Activity Monitoring, Outcomes and Systemic Toxicity"

De relatie tussen objectief gemeten fysieke activiteit en de metaalconcentraties in het bloed bij patiënten met een MoM-heupprothese werd onderzocht in twee verschillende cohortstudies. Het gemiddeld aantal stappen per dag van de patiënten in deze studies was vergelijkbaar met gezonde proefpersonen van dezelfde leeftijd. Dit duidt op een normaal activiteitniveau van de patiëntenpopulatie in deze studie. Er was sprake van een grote spreiding in de kobaltconcentraties van de patiënten. Er werd een significante correlatie gevonden tussen de kobaltconcentraties en verschillende parameters van dagelijkse fysieke activiteit (aantal zit-sta-transfers en hoge-intensiteitpieken). Er werden geen statistisch significante verbanden gevonden tussen kobaltconcentraties en de dagelijkse tijd besteed aan wandelen, het totaal aantal stappen en het totaal percentage van de tijd dat men fysiek actief was. Het lijkt erop dat de kwantitatieve algemene dagelijkse activiteiten, zoals normaal wandelen, de kobaltconcentraties niet of slechts in geringe mate beïnvloeden. Vooral kwalitatieve aspecten van de activiteiten (hoge intensiteit, snel wandelen, veel zit-sta-transfers) lijken invloed te hebben op de kobaltconcentraties. Tevens werd de gevonden activiteit van patiënten met een MoM-prothese vergeleken met patiënten met een conventionele prothese. De groepen waren gelijk qua geslacht, leeftijd bij operatie, follow-up sinds operatie en BMI. In tegenstelling tot de verwachtingen bleken de patiënten met een HRA niet fysiek actiever te zijn. Patiënten vertonen vergelijkbare fysieke activiteiten onafhankelijk van het type implantaat. Deze patiënten werd ook gevraagd om vragenlijsten (PROMs) in te vullen, vragend naar hun fysieke activiteit. Het bleek dat deze vragenlijsten nauwelijks overeenkomen met de objectief gemeten fysieke activiteit.

Met behulp van de Nederlandse Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten (LROI) werd onderzocht of het vervangen (reviseren) van een MoM-prothese qua uitkomsten vergelijkbaar is met het reviseren van een niet-MoM-prothese. Revisiechirurgie bij gefaalde MoM-heupprothesen heeft een hoog risico op re-revisies, maar dit is vergelijkbaar met de uitkomst van revisies bij niet-MoM-heupprothesen. Een gedeeltelijke (partiële) revisie van de steel en een MoM-articulatie na de eerste revisie laten slechte resultaten zien in de chirurgische behandeling van een gefaalde MoM-heupprothese.

Na de implantatie van een MoM-heupprothese wordt bij patiënten een stijging gezien in metaalconcentraties in het bloed. Kobaltintoxicatie is een steeds vaker beschreven complicatie met potentieel ernstige symptomen; dit wordt ‘Prosthetic Hip-Associated Cobalt Toxicity (PHACT)’ genoemd. Er werd een literatuurstudie verricht hiernaar. De oorsprong van de meeste symptomen lag in het sensorische systeem (zintuigen), gevolgd door het cardiovasculaire (hart-vaat) en neurologische systeem (brein/zenuwen). De drempelwaarde van kobalt, waarbij klachten zich gaan manifesteren, kon niet worden bepaald door de sterke spreiding van de beschreven concentraties. Aanvullend op deze literatuurstudie vroegen we patiënten of zij klachten ervaren. De resultaten toonden aan dat oculo-vestibulaire (oog, gehoor, evenwichtsorgaan) symptomen vaker voorkwamen in de groepen met een hoge kobaltconcentratie en met toenemende prevalentie voor hogere drempelwaarden. Dit is een aanwijzing voor de correlatie tussen kobaltconcentratie en symptoomprevalentie.

Klik hier voor de live stream.

Lees ook