Trefwoorden: borstkanker, jonge vrouwen, vruchtbaarheid, oncologie

"Optimal treatment of young women with early breast cancer: oncological and fertility aspects"

In deze dissertatie is aangetoond dat het ná elkaar (sequentieel) geven van chemotherapie beter is dan het gelijktijdig geven van dezelfde drie middelen. Bij diagnose van borstkanker kan chemotherapie vóór of ná de borstoperatie gegeven worden. Vrouwen met een groot ductaal type borstkanker die chemotherapie vóór de operatie kregen en bij wie het effect met een MRI-scan beoordeeld werd, bleken vaker borstsparend geopereerd te kunnen worden. Daarnaast is aangetoond dat vrouwen van 45 tot 54 jaar die door de chemotherapie in de overgang leken te zijn gekomen, na 2 tot 3 jaar behandeling met tamoxifen alsnog een herstel van hun eierstokfunctie kregen tijdens het gebruik van een volgende hormoontherapie (aromataseremmer). Hierdoor kwam de productie van vrouwelijk geslachtshormoon weer op gang, terwijl dat ongunstig bleek te zijn voor het risico op terugkeer van de borstkanker. Sinds dit onderzoek wordt wereldwijd de behandeling met een aromataseremmer bij vrouwen die door de chemotherapie in de overgang zijn gekomen, afgeraden. Bij heel jonge vrouwen zagen we dat de eierstokfunctie zelfs bijna altijd herstelde. Om het risico op terugkeer van borstkanker te verminderen, worden zij tijdelijk behandeld met extra medicijnen. Wat wel heel positief is, is dat zij bij latere kinderwens nog op een natuurlijke wijze zwanger kunnen worden. We zagen inderdaad dat een kwart van de jonge vrouwen die met chemotherapie is behandeld voor vroegstadium borstkanker, binnen 5 jaar bevallen is van een kind. De meeste zwangerschappen ontstonden spontaan, zonder het gebruik van - voorafgaand aan de chemotherapie - ingevroren eicellen of embryo’s. Met de gegevens uit dit onderzoek is het behandelplan voor jonge vrouwen bij diagnose borstkanker verder verbeterd.